Chaos en Krentenbollen: De Legende van Dubois
- Kylian Verhalenverteller
- 13 uur geleden
- 9 minuten om te lezen

De woonkamer van opa Jack Dubois ademde warmte en geschiedenis. Een zachte gloed viel door de ramen op een antieke boekenkast vol spannende thrillers en vergeelde fotolijsten. De geur van vers gezette koffie hing zwaar in de lucht, vermengd met de zoete noten van speculaasjes die naast een dampende kan op de salontafel lagen. De comfortabele fauteuils leken je uit te nodigen om zachtjes weg te zakken.
Ingrid Dubois, haar rode krullen als een wervelwind om haar hoofd, zat diep in een van die fauteuils. Haar beige regenjas was enigszins verschoven, haar bruine Stetson stond achteloos op een bijzettafel, en in haar gehandschoende hand hield ze een vergrootglas vast, al staarde ze er op dit moment afwezig mee naar het plafond. Haar andere hand hield, zoals altijd, een half opgegeten krentenbol vast, waarvan de kruimels subtiel op haar jas vielen. Haar vriendje Lucas, de rust zelve, zat tegenover haar, een glimlach om zijn lippen terwijl hij de chaos die Ingrid omringde met vertedering aanschouwde. Hij was het perfecte anker voor haar onstuimigheid.
Trude von Jugend, de jonge assistente met haar leren jas, geel shirt, spijkerbroek en gympen, leunde tegen de deurpost van de keuken. Haar Duitse accent was nauwelijks hoorbaar als ze vloeiend Nederlands sprak. "Martin, alles onder controle? Herrscht Ordnung in den Rohren?"
Vanuit de keuken klonk een zacht gevloek. Martin van Genlogen, Trudes vriendje, een loodgieter met donker haar en donkergroene ogen die bijna bruin leken, stak zijn bepoederde hoofd onder de gootsteen vandaan. "Bijna, Trude-lief! Klein lekje in de afvoer, maar de pakking is zo lek als een mandje. Nieuwe erop en het is gefixt." Hij zwaaide met een moersleutel. "Zorg jij maar dat Inge geen ongelukken veroorzaakt voordat ik klaar ben."
Net toen Ingrid een nieuwe hap van haar krentenbol nam, scheurde de ronkende ringtone van haar telefoon door de serene rust van de kamer. Het was de melodie van "The A-TEAM", een ironische keuze gezien Ingrids neiging tot rampen. Ze klapte het ouderwetse klaptoestel open en zette het aan haar oor, haar vergrootglas nog steeds in haar andere hand geklemd.
"Dubois," gromde ze, kauwend op de krentenbol. Een korte stilte. "Commissaris? Overval? Winkelcentrum? Grote vis?" Haar wenkbrauwen schoten omhoog, de krentenbol in haar mond leek even te bevriezen. "We komen eraan!" Ze klapte de telefoon dicht met een resoluut geluid dat door de kamer galmde.
"Overval, jongens! Groot, zo te horen," kondigde Ingrid aan, haar stem plotseling vol energie, haar ogen fonkelend. De krentenbol verdween in een mum van tijd, en ze diepte een nieuwe uit haar jaszak op. "Winkelcentrum. We moeten naar het bureau. Nu!"
Martin kroop onder de gootsteen vandaan, veegde wat water van zijn voorhoofd. "Allemachtig, Inge! Ga je weer chaos zaaien?" Hij glimlachte naar Trude. "Veel succes, schat. Zorg dat ze niet de hƩle stad afbreekt." Trude grinnikte en knikte vastberaden. "Kein Problem, Martin! Ich rette, was zu retten ist."
Opa Jack, die al die tijd stil met een kop koffie in zijn handen zat, zijn blauwe spijkerbroek en losse overhemd perfect in pas met zijn moderne geest, tikte met zijn wandelstok op de vloer. Zijn 85 jaar waren slechts een getal; zijn blik was scherp en vol kwiekheid. "Winkelcentrum, zeg je? Dezelfde bende als toen, vermoedelijk. Die met die hazenlip en die kale met die tatoeage op z'n nek?" Hij keek Ingrid doordringend aan. "Ik ken die jongens als m'n broekzak. Ik ga mee."
Ingrid keek verrast op. "Opa? Weet je het zeker?"
"Zeker weten, meiske," antwoordde Opa Jack ferm. "Ik zal als tussenpersoon dienen. Bovendien, een beetje actie op mijn leeftijd houdt de geest jong. En ik kan wat bruikbare tips geven over die gasten. Ze waren al de klos toen ik nog patrouilleerde. Ze zullen vast geschrokken zijn als ze mijn stem horen." Hij knipoogde, zijn legendarische wandelstok stevig in zijn gehandschoende hand.
"Dan gaan jij en Trude in de Fiesta," besloot Ingrid, al rennend naar de gang, haar regenjas wapperend. "Lucas, jij komt met je Volvo, ik race alvast vooruit."
Buiten stond Ingrids oude Ford Sierra uit 1987, een automobiel die eruitzag alsof hij elk moment uit elkaar kon vallen. Roestvlekken sierden de carrosserie, de lak was dof en gekrast, maar onder die gammele buitenkant verborg zich een mechanisch wonder. De motor brulde bij de eerste sleuteldraai. Onopvallende blauwe zwaailampen zaten verborgen achter de grille, en de sirene, als die gebruikt werd, was oorverdovend. Criminelen kenden het geluid; het was het angstaanjagende signaal dat Ingrid Dubois in de buurt was, en dan waren ze als de dood.
Trude's metallic groene Ford Fiesta XR2i uit 1984, net zo roestig ogend maar extreem goed onderhouden, volgde de Sierra op de voet. Ook die had onopvallende blauwe lampen verstopt in de grille en achter de achterruit, waardoor het een onverwacht snelle en gevaarlijke undercover politieauto was.
Ingrid trapte het gaspedaal in. De Sierra schoot weg, de banden piepten kort. De sirene, tergend luid, scheurde door de straten. Achter haar volgde Trude, haar Fiesta net zo brullend, de blauwe zwaailampen knipperend in het kielzog van Ingrids chaos. Lucas, in zijn showroom-Volvo, had de elegantie van een sluipende kat, maar de motor onder zijn motorkap was een beul van een zescilinder, die qua snelheid niet onderdeed voor Ingrids Sierra. Hij wist dat hij het tempo moest bijnouden als hij een deel van de actie wilde meekrijgen.
Toen Ingrid het politiebureau binnenstormde, was de impact onmiddellijk voelbaar. De grote rechercheursruimte, normaal een geordende chaos van heen en weer lopende agenten en geconcentreerde onderzoekers, veranderde in een oogwenk in een schilderij van beweging en paniek. Ingrid, met de elegantie van een olifant in een porseleinkast, zwiepte door de ruimte. Twee bureaustoelen, stuurloos geworden door haar onbedoelde duw, begonnen spontaan de tango te dansen, bijna een stapel dossiers ondersteboven kiepend. Computers dreigden van hun bureaus te glijden, en een stapel identiteitskaarten vloog als confetti door de lucht.
Vlak achter haar kwam Trude, haar ogen scherp als die van een jachtluipaard. Met reflexen die getuigden van jarenlange martial arts training, redde ze op het nippertje een kwetsbaar koffiezetapparaat van een zekere val, en ving ze een stapel dossiers op die het slachtoffer dreigden te worden van een omvallende kan hete thee ā een direct gevolg van Ingrids energiegolf. "Puh, dat was knapp!" mompelde Trude, terwijl ze de spullen veiligstelde.
Lucas was al in het kantoor van Commissaris Greta van den Gevallenen, een fors gebouwde vrouw op leeftijd met grijze krullen en scherpe grijze ogen. Zij was standvastig, en hoewel ze Ingrid Dubois een "pain in the ass" vond, wist ze heel goed dat ze een grote aanwinst was voor het bureau. Stiekem mocht ze Ingrid wel, maar dat liet ze zo min mogelijk merken.
Bij hen zat Hakim de Groot, de schouwarts, in zijn onafscheidelijke rode fez en groen corduroy pak met bijpassend overhemd en vlinderdas. Zijn Turkse moeder en Brabantse vader hadden hem een unieke mix van excentriciteit en professionaliteit meegegeven. Hij nipten van een kopje kruidenthee toen Ingrid en Trude binnenstormden.
"Dubois! Von Jugend! Goed dat jullie er zijn," Commissaris Van den Gevallenen's stem was zoals altijd een mix van autoriteit en lichtelijk geĆÆrriteerde acceptatie. "Grote overval in het Winkelcentrum 'De Draaikolk'. Vier verdachten, bewapend. Gijzelaars onbekend. Ze hebben net de centrale kluis gekraakt."
Vlak achter Ingrid en Trude verscheen Opa Jack in de deuropening, zijn wandelstok in de aanslag, alsof het een scepter of een wapen was. Een frisse, ontspannen glimlach op zijn gezicht, klaar voor actie. "De Draaikolk, zegt u? Aha. Dan weet ik wel welke bende dat is."
Commissaris Van den Gevallenen wierp een blik op Opa Jack, toen op Hakim. Hakim de Groot, met een zucht die meer een gefascineerde uiting was, schudde zijn hoofd. "Arme overvallers," mompelde hij, wijzend met een verfijnd gebaar naar de kwieke opa die Ingrid, Trude en Lucas op de voet volgde. "Jongens, jullie kennen de legende van voordat Ingrid een legende werd. Daar loopt hij."
De woorden van Hakim hadden het gewenste effect. Ingrid werd zichtbaar actiever, haar ogen sprankelden. Trude lachte zachtjes en volgde Ingrid op de voet, haar aanwezigheid een baken van controle in de chaos die Ingrid veroorzaakte. In de gang, terwijl Ingrid al stampvoetend naar buiten bewoog, sprong Trude opzij en redde ze een wanhopige agente die door een plotseling omvallende staande kapstok werd aangevallen. De agente keek Trude met grote ogen aan. "Dank je wel!" Trude knikte alleen maar met een geheimzinnige glimlach. Lucas, stoĆÆcijns als altijd, volgde hen, een schaakmeester die zijn pionnen observeerde.
De rit naar het winkelcentrum was een waar spektakel. Ingrids Sierra scheurde door het verkeer, de sirene loeide onophoudelijk, een geluid dat door merg en been ging. Het was een waarschuwing, een dreiging. Criminaliteit had een zesde zintuig ontwikkeld voor dat specifieke geluid; ze wisten dat angstaanjagende chaos onderweg was. Trude's Fiesta volgde direct daarachter, haar motor eveneens brullend, de blauwe lichten ritmisch knipperend. Achter hen hield Lucas zijn Volvo op gelijke hoogte, een onopvallende, donkerblauwe krachtpatser die plotseling uit de showroom leek te zijn gerold, maar die duidelijk de snelheid had om het tempo van de meiden bij te houden.
In het winkelcentrum, in een van de lange gangen vol met gesloten winkels, waren de criminelen bezig met het laden van buit in een gereedstaande vluchtauto. Het geluid van de sirenes bereikte hen. De eerste was die ijzingwekkende sirene van de Ford Sierra. Een van de bandieten liet een tas met juwelen vallen, zijn gezicht werd lijkwit. "Nee... niet haar..." mompelde hij, zijn ogen wijd opengesperd. Toen hoorden ze het gebrul en de sirene van Trudes Fiesta. "Dubbele pech!" fluisterde een ander, zijn handen trillend. En toen Lucas' strakke, donkerblauwe Volvo zichtbaar werd bij de ingang, wisten ze dat het bijna onmogelijk zou zijn om te winnen. Drie legendarische voertuigen, elk met een eigen verhaal van onverbiddelijke achtervolging en arrestatie, betekende dat hun ontsnapping bijna onmogelijk was.
Ingrid schoot de entree van het winkelcentrum binnen, haar Stetson nog steeds op, haar regenjas wapperend als een cape. De criminelen, vier mannen en twee vrouwen, zochten vertwijfeld naar een uitweg. Ingrid, hoe onhandig ook, was een meester in het creƫren van onvrijwillige ongelukjes die de overvallers elke vluchtroute afsneden.
Een van de criminelen rende naar de oostelijke uitgang. Ingrid, die net haar krentenbol probeerde op te eten, struikelde over een strategisch geplaatste schoonmaakemmer. Ze viel met een luide plof op de grond, haar armen spreidend. Ze kwam precies uit voor de vluchtende crimineel, die met een gil over haar heen struikelde en netjes in een display van kinderwagens belandde, gewond maar vooral vernederd. De uitgang was geblokkeerd.
Een tweede probeerde door een service-ingang te glippen. Ingrid, die haar krentenbol weer stevig in haar hand had, wilde haar vergrootglas pakken. Met een woeste zwieper van haar arm raakte ze een stapel lege winkelmandjes die met een ratelend geluid omvielen, precies voor de service-ingang. De crimineel, die de mandjes in het donker niet zag, knalde er vol tegenaan en rolde met een jammerlijke kreet terug de gang in.
Trude, ondertussen, neutraliseerde in een vloeiende beweging twee andere criminelen die probeerden te ontsnappen via de westelijke gang. Een snelle karatetrap en een armklem stuurden hen tegen een gesloten winkelpui. Lucas had de centrale criminelen al klemgezet met zijn onkreukbare kalmte en de aanwezigheid van zijn vuurwapen.
De criminelen, nu met z'n allen klem, zag hun wereld instorten. De chaos van Ingrid, de precisie van Trude en de standvastigheid van Lucas maakten hen radeloos. Ze probeerden nog ƩƩn laatste wanhoopspoging via de hoofdgang, waar Ingrid nu probeerde op te staan, nog steeds haar krentenbol koesterend. Ze gleed uit over een plas water die Martin ongetwijfeld had kunnen voorkomen, en viel voorover. Haar hoofd raakte bij het vallen een brandalarm, dat met een schel geluid afging. Tegelijkertijd zwaaide haar arm, puur toeval, met het vergrootglas in haar hand, een glazen displaykast omver, die met een enorme klap brak en de uitgang definitief versperde. De laatste twee criminelen waren nu omsingeld.
En toen, over de chaos van het brandalarm en het glasgerinkel heen, klonk een stem. Een stem die al jaren niet meer door de criminelen was gehoord, maar die ze direct herkenden. "Zo, jongens. Denken jullie dat dit handig is, zo in de openbaarheid?"
Opa Jack Dubois stond kalm in de hoofdingang van het winkelcentrum, zijn wandelstok losjes in zijn hand, zijn grijze ogen doorborend. De geluiden van het alarm verstomden in de oren van de criminelen. Ze kenden die stem. Die stem was de reden waarom velen van hun vrienden en collega's achter de tralies waren beland, of erger nog, verdwenen waren uit de criminele scene. Opa Jack, de rechercheur van de oude stempel, de man die cybercriminaliteit al voorspelde toen computers nog net uitgevonden waren. Zijn methoden waren legendarisch; hij was niet alleen slimmer, hij was ook meedogenlozer in zijn zoektocht naar gerechtigheid. Tegen Opa Jack ga je niet in; dat betekende je doodsvonnis.
Zonder verder verzet liet de hele bende hun wapens vallen en staken hun handen omhoog. Sommigen hadden tranen in hun ogen, niet van verdriet, maar van pure, onvervalste angst. "Niet hij..." fluisterde een van hen, zijn stem trillend.
En de criminelen hadden iets geleerd die dag. Het was niet zomaar dat Ingrid Dubois de tweede legende was onder de criminelen Ʃn in de wetshandhaving. Haar chaotische talenten waren onmiskenbaar, maar de diepere reden voor de angst die ze inboezemde, was haar bloedlijn. Ze was de kleindochter van Jack. Opa Jack. De ware meester van de jacht. En de appel was, hoe chaotisch ook, niet ver van de boom gevallen.
Comments